Onderfunderingen

Deze fiche beschrijft een waaier aan toepassingen, die vallen onder de categorie ‘wegenisachtige’ toepassingen, zoals funderingen, onderfunderingen, aanvullingen, ophogingen, draineringen, enz. Deze worden in 1 fiche samengevat, gezien hiervoor al een goed technisch kader bestaat dat wordt gevormd door het Standaardbestek 250.


Relevante Normen

  • NBN EN 13242:2013 – Toeslagmaterialen voor ongebonden en hydraulisch gebonden materialen voor burgerlijke bouwkunde en wegenbouw
  • NBN EN 14227-1 Cementgebonden korrelige materialen (uitgezonderd C0)
  • NBN EN 14227-2 Met slakken gebonden mengsels
  • NBN EN 14227-3 Met vliegas gebonden mengsels
  • NBN EN 14227-5 Met hydraulische wegbindmiddelen gebonden mengsels
  • NBN EN 13285:2010 – Ongebonden mengsels – Specificaties
  • NBN EN 13282-1:2013 – Hydraulische bindmiddelen voor de wegenbouw – Deel 1: Snel verhardende hydraulische bindmiddelen voor de wegenbouw – Samenstelling, specificaties en conformiteitscriteria

Andere relevante documenten

  • SB250 – Standaardbestek voor de wegenbouw – Versie 3.1 (december 2016)
  • PTV 406:2016 – Classificatie van gerecycleerde granulaten PTV 411:2017 (uitgave 2.3) – Codificatie van de granulaten overeenkomstig de normen NBN EN 12620, NBN EN 13043, NBN EN 13139 en NBN EN 13242
  • TRA 21 BENOR (versie 3.0 – december 2016) Toepassingsreglement voor productcertificatie van Hydraulisch gebonden mengsels van korrelige materialen onder het BENOR-merk

Eisen aangaande de grondstoffen

Standaardbestek voor de wegenbouw SB250

Het standaardbestek beschrijft de toegelaten materialen. Deze zijn per type (zanden en granulaten) samengevat in de onderstaande tabellen, aangevuld met de basiseisen die aan deze grondstoffen en materialen worden gesteld.

Zanden (SB250)

Deze technische (en milieuhygiënische) eigenschappen en kwaliteit kunnen worden gecertificeerd door externe organismen zoals COPRO en Certipro.

Granulaten (SB250)

Deze technische (en milieuhygiënische) eigenschappen en kwaliteit kunnen worden gecertificeerd door externe organismen zoals COPRO en Certipro.

Milieuhygiëne

Uiteraard moet er steeds voldaan worden aan de voorwaarden van het VLAREMA (voornamelijk in verband met uitloging) en, indien van toepassing, de voorwaarden (in verband met de receptuur en het toepassingsdomein) van de grondstofverklaring.

Een grondstofverklaring van OVAM is voldoende om een materiaal milieuhygiënisch te mogen gebruiken. In deze grondstofverklaring staat echter niet vermeld dat dit materiaal ook de nodige technische karakteristieken heeft zoals vermeld in SB250 paragraaf 5.1 en in 5.2 (voor de classificatie van natuurlijke grondsoorten en gerecycleerde en secundaire granulaten voor in ophoging en aanvullingen), paragraaf 6.1 en 6.2 (voor bouwzand) en paragraaf 7.1 en 7.2 (voor steenslag). Het materiaal moet hiervoor dus technisch gecertificeerd zijn zoals alle andere materialen. Ook moeten de eventuele voorwaarden voor hun gebruik vermeld in de grondstof­verklaring nageleefd worden.

Eisen aangaande de toepassing

Standaardbestek voor de wegenbouw SB250

Per toepassing worden, naast de basiseisen aan de materialen zoals samenstelling, ook verschillende technische eisen aan de gebruikte grondstoffen opgelegd. Deze zijn per type (zanden en granulaten) en per toepassing samengevat in de onderstaande tabellen.

Wanneer een JA wordt vermeld voor het desbetreffende zand of granulaat mag dit ten volle (100%) worden gebruikt in de toepassing, mits voldaan is aan alle eisen hierboven gesteld. Indien van de 100% wordt afgeweken wordt dit expliciet vermeld.

Zanden:

Granulaten (SB250)

Referenties

De teksten van het Standaardbestek 250 kunnen worden teruggevonden op http://www.wegenenverkeer.be/standaardbestek-250.html . De laatste versie (versie 3.1) dateert van december 2016 (met errata, versie 3.1a).

Extra informatie

Technische mogelijkheden

  • Conform paragraaf 2.3. van hoofdstuk 3 van het SB250 (“uitbreidingsmogelijkheden”) zouden eventueel andere secundaire grondstoffen, zoals bedoeld in het Materialendecreet en VLAREMA, die niet zijn opgenomen in het SB250 maar waarvan een technisch laboratoriumonderzoek aantoont dat ze wel voldoen aan de technische eisen van het standaardbestek, kunnen worden toegelaten in een wegenwerk, mits opvolging door een technische begeleidingsgroep. Indien de resultaten van het praktijkonderzoek gunstig zijn, kan het gebruik van de secundaire grondstof nadien worden veralgemeend door aanpassing van het standaardbestek via vervangpagina’s of een omzendbrief.
  • Zeefzanden kunnen, mits voldoende kwaliteit en voldoende opwerking, ook worden gebruikt in een aantal toepassingen, zoals ophoging, leidingen aanvullen, als een soort ‘granulaat-cement’ (analoog aan zandcement, met een grovere korrel).

De eisen voor dit cementgebonden mengsel, “granulaatcement” geheten, staan beschreven in SB250 Hoofdstuk 9 (allerhande werken), deel 1: zandcement – granulaatcement.

Houd hierbij steeds rekening met de algemene opmerkingen rond gebruiksgeschiktheid en onderbouwing van de technische prestaties.

Praktijkvoorbeelden

De besproken toepassingen worden courant in de praktijk toegepast.

Grondstoffen, die in principe in aanmerking komen